a. Per boom en per hectare
Ieder jaar opnieuw wordt er door de bomen hout gevormd en komt er een jaarring bij. Bij langzame groeiers zijn dat smalle jaarringen, snelle groeiers hebben brede jaarringen. Zolang bomen niet aan het einde van hun levensduur zijn, worden ze ook ieder jaar wat langer. Aan de top van de boom vormt zich ieder jaar een nieuwe eindscheut. En als er ruimte voor is, komen er aan de zijtakken jaarlijks nieuwe zijscheuten. De lengtegroei is bij jonge bomen het sterkst en neemt met het ouder worden geleidelijk af. Bomen groeien weliswaar niet tot in de hemel, maar ook de meeste oude bomen worden ieder jaar nog wel een beetje langer.
Schrijver Koos van Zomeren was dat groeien van bomen ook opgevallen: ‘Ik heb de grootste bewondering voor het geduld waarmee bomen hout vervaardigen uit aarde, water en zonlicht Mooi gezegd Koos, maar het klopt niet helemaal. Je vergeet de lucht. Daar halen bomen CO2 uit waarmee ze samen met water hout vormen.. Als alle bomen ieder jaar een beetje groeien, groeit er in een bos heel wat hout. Gemiddeld groeit er jaarlijks in ons bos 7 kubieke meter Een kubieke meter (m3) hout is een blok van 1 m breed, 1 m lang en 1 m hoog. hout op iedere hectare aan Een stuk grond 10.000 vierkante meter, dus bijvoorbeeld 100 x 100 m. . Jong bos groeit meer aan dan oud bos. Er zijn snelle groeiers, zoals populier en douglas, en langzame groeiers als eik en den. Op rijke grond Rijke gronden zijn bijvoorbeeld de vruchtbare kleigronden van de Flevopolders of de beekafzettingen in het Vlaamse land. Rijk betekent rijk aan mineralen groeit bos aanzienlijk sneller dan op arme zandgrond. Maar ook binnen de zandgronden is er nogal verschil in bodemvruchtbaarheid en vochtleverend vermogen.
b. CO2 vastleggen
Zolang bomen groeien leggen ze koolstof in hun hout vast: ze nemen CO2 uit de lucht op (en geven zuurstof af). Als hout verbrandt, komt de koolstof weer als CO2 in de atmosfeer. Als hout in het bos achterblijft en langzaam wordt afgebroken door insecten en schimmels, gebeurt dat ook. Zolang het geoogste hout een ‘langdurige bestemming’ heeft – bijvoorbeeld als meubels, vloeren of constructies in gebouwen – komt de koolstof niet als CO2 in de atmosfeer terug.
Sinds de Tweede Wereldoorlog is in ons bos veel minder hout gekapt dan er bijgroeit (daarover later meer) waardoor er meer CO2 in het bos zit opgeslagen dan voorheen. Nieuw bos aanleggen is een manier om CO2 vast te leggen maar je krijgt natuurlijk geen netto winst als je dat doet op een plek waar eerst het bos gekapt is (zie boekje BOS en KLIMAAT, bosenklimaat.nl).
c. Hoe groeien bomen?
Bomen vormen ieder jaar aan het eind van het groei-seizoen eindknoppen aan hun top en aan de zijtakken. Uit die knoppen ontstaan het jaar daarop de lengtescheut in de hoogte en de nieuwe scheuten aan de zijtakken. Bij naaldbomen zitten de zwaarste zijtakken allemaal op dezelfde hoogte en vormen samen een zo geheten takkrans. Aan de afstand tussen de takkransen valt te zien hoeveel de boom in een bepaald jaar langer is geworden. Met het tellen van de jaarscheuten tussen de takkransen kun je de leeftijd van de boom vaststellen.
De stam en de takken worden ieder jaar iets dikker. Op de doorsnee van een stam kun je de jaarringen zien. Ook de takken hebben jaarringen. De groei van het hout vindt plaats vanuit het -cambium dat samen met het bastweefsel direct onder de schors zit. Omdat de boom ieder jaar wat dikker wordt, moet de schors zich aanpassen. Je zou denken dat de schors zich ieder jaar wat oprekt, maar dat werkt toch wat anders. Het cambium vormt jaarlijks naar binnen toe het nieuwe hout, en naar buiten nieuw schorsweefsel. Jaarlijks nieuw schorsweefsel is nodig, anders zou de boom ‘uit zijn jas scheuren’. Let wel, dat gebeurt alleen horizontaal. Een boom rekt zich bij zijn groei dus niet uit in de lengte, er komt een nieuwe scheut bovenop. (Ooit een eindexamenvraag op de middelbare school: in een veertig jarige boom van 22 m hoog slaan we een spijker op 1.80 m hoogte. Hoe hoog zit de spijker na 12 jaar? Een instinker natuurlijk, de spijker zit na 12 jaar nog even hoog!)
Anders dan een dier kan een boom als hij een zekere dikte bereikt heeft, het binnenste van zijn stam Johannes Tonckens in holle beuk van een laan van het Amerongse bos. Deze boom is in het verre verleden beschadigd, het binnenste van de boom ontbreekt al decennia, maar de boom komt ieder jaar vrolijk in blad. Het callusweefsel aan de randen van het gat toont zijn vitaliteit eigenlijk wel missen, het heeft voor het leven van de boom geen functie meer. De boom ‘leeft’ alleen in de buitenste ringen; in het binnenste van de stam, het kernhout, zit geen leven meer. Ook voor zijn stevigheid heeft hij alleen de buitenkant nodig (een lantaarnpaal is ook hol van binnen). Holle bomen Een solitaire eik op buitenplaats Hilverbeek van Natuurmonumenten in ’s Graveland. De boom is al jaren geheel hol van binnen maar kerngezond. kunnen dus kerngezond zijn. Het jonge, levende weefsel van de buitenkant van de stam is over het algemeen goed beschermd tegen aantastingen door schimmels en insecten. Beschadigingen aan de bast zijn een potentiële bron van infecties maar de boom herstelt dat met z.g. callusweefsel.
Bomen hebben niet alleen een waterstroom naar boven, er loopt ook een sapstroom vanaf het groen naar beneden, naar de wortels. De stroom naar boven wordt gedreven door de transpiratie van de bladeren en gaat door het niet-verkernde hout, het zogenaamde spinthout (in het Engels: sapwood), in de buitenste zone van de stam. De sapstroom naar beneden bevat suikers die zijn gevormd bij de fotosynthese in de bladeren. Dit sap levert de groeistoffen voor de aangroei van hout in stam en takken, maar voedt ook de wortels en laat deze groeien. De neerwaartse sapstroom loopt via het bastweefsel of floëem, direct onder de schors, aan de buitenkant van het cambium. Als de sapstroom naar de wortels wordt onderbroken, sterft de boom langzaam af doordat de wortels niet meer worden onderhouden met voedingsstoffen. Soms kiest een bosbeheerder er voor een boom te ringen Bij het ringen van een boom wordt rondom een strookje van de schors weggenomen, dat kan met een mes, maar ook door een inkerving te maken met een motorzaag. en niet om te zagen, om zo de boom op stam af te laten sterven Staande dode bomen zijn een ecologische verrijking: ze bieden voedsel en nestgelegenheid o.a. aan vogels en boommarters.
d. Het begin en het einde
Het zaad van bomen verspreidt zich makkelijk; veelal door wind, soms door dieren. Gaaien bijvoorbeeld, verstoppen jaarlijks grote hoeveelheden eikels. Op allerlei plaatsen vormt zich spontaan bos: tuinen groeien zonder wieden en snoeien vanzelf dicht, net als braakliggende terreinen, Spontane bosvorming op een bouwterrein in Driebergen waar later het kantoor van Staatsbosbeheer is verrezen. Als men nog een paar jaar gewacht had, was een kapvergunning nodig geweest. verlaten stations, een plantenbak op een balkon, weilanden, heidevelden. Als we niet wieden, maaien, uittrekken, afhakken en begrazen zou alles bos worden, tenzij het permanent nat is zoals in hoogvenen. In het bosbeheer is natuurlijke verjonging van bomen meestal welkom, dan hoeft er immers niet geplant te worden.
De ontwikkeling van een bos kent geen einde, er is continue opvolging en vernieuwing. In een natuurlijk, ongestuurd bos gaan bomen uiteindelijk van ouderdom dood. Dat kan lang, heel lang duren en die aftakeling gaat gewoonlijk geleidelijk. Calamiteiten zoals storm of brand daargelaten, gaat de aftakeling van een bos over een lange periode van tenminste decennia. Daarna komen er op de opengevallen plekken nieuwe bomen waardoor er vanzelf weer nieuw bos ontstaat, bos verjongt zichzelf. Op grotere open ruimtes begint nieuw bos met ‘pioniers’: op de zandgronden zijn dat meestal berk en den, op kale klei-bodem vestigen zich gemakkelijk wilg en els. Na de fase met pioniers komen de soorten die de beschutting van de pioniers nodig hebben. Uiteindelijk komt het bos in de zogeheten climaxfase In de climaxfase zijn veel van de bomen volgroeid, ze hebben hun maximale hoogte bereikt en er staat dan de hoogst bereikbare houtmassa. Daarna treedt de fase in waarin bomen afsterven, de zogenaamde vervalfase. In een natuurlijk bos komen al deze ontwikkelingsfasen naast elkaar voor, in wisselende omvang., met op veel van onze bosgronden een dominantie van beuk In het bosreservaat ‘Nera bron’ in Roemenië is te zien hoe een eeuwenlange dominantie van beuk het bos vormt. Het ontbreekt er grotendeels aan bodembegroeiing, het enige wat er staat is verjonging van beuk in wisselende bezetting. Doordat er zo weinig te eten is, leven er nauwelijks zoogdieren en is ook de broedvogelbevolking heel beperkt. Voor paddenstoelen die afhankelijk zijn van dood hout is het el dorado. . Die opvolging van de verschillende bossoorten, successie genoemd, is een langdurig proces. Er komt altijd vanzelf weer nieuw bos: schaduwverdragende soorten onder een scherm van oude bomen en op kleine open plekken; lichtminnende soorten krijgen een kans op grotere open plekken of open bosgedeelten die ontstaan na windworp als gevolg van storm, overstroming of door brand.